Schaamte
Soefi’s gebruiken het woord ‘haya’, wat letterlijk schaamte of kleingeestigheid betekent, om iemand te beschrijven die, uit angst en ontzag voor God, wil voorkomen dat hij Hem ontevreden stemt, en zich onthoudt van het doen of zeggen van iets dat onjuist of ongepast is. Het moedigt gelovigen aan om hun voorzichtigheid en zelfbeheersing te vergroten. Dit heeft tot gevolg, mits het resulteert in gevoelens van bescheidenheid, dat God het respect krijgt dat Hij verdient. Indien deze gevoelens afwezig zijn of verloren zijn gegaan door omstandigheden, is het moeilijk om deze te ontwikkelen.
In verband met het bovenstaande, kan bescheidenheid in twee categorieën worden ingedeeld: een aangeboren of instinctief gevoel van schaamte, dat mensen ervan weerhoudt zich in te laten met zaken die als onjuist en ongepast worden beschouwd, en bescheidenheid die resulteert in geloof, wat een belangrijke en diepe dimensie van de Islam vormt.
De combinatie van het instinctieve gevoel van schaamte en bescheidenheid gebaseerd op de Islam vormt de beste bescherming tegen onjuiste of ongepaste incidenten. Op zichzelf kunnen elk van deze kenmerken afnemen of verloren gaan. Indien het aangeboren gevoel van schaamte niet wordt gecombineerd met bewustzijn voortkomend uit geloof en uitgedrukt in verzen als: Weet hij niet dat God (alles) ziet? (96:14) en bewustzijn van Gods onophoudelijke overzicht: God waakt altijd over u (4:1), het zal niet lang duren, want de duur is afhankelijk van geloof. Dit essentiële verband tussen bescheidenheid en geloof werd uitgedrukt door Gods Boodschapper, die het een Metgezel vertelde nadat deze zijn advies over bescheidenheid gaf aan iemand anders: "Laat hen, want bescheidenheid komt voort uit geloof." Hij zei ook: "Het geloof bestaat uit ongeveer zeventig aspecten. Bescheidenheid is een aspect van het geloof."
Uit deze Profetische uitspraken kunnen we concluderen dat, zoals met andere kiemen van aangeboren deugdzaamheden, iemands natuurlijke gevoel voor schaamte zich ontwikkelt naarmate deze versterkt wordt door de kracht en de middelen die kennis van God creëren. Dan wordt het een dimensie van iemands spirituele leven, een obstakel voor de excessieve verlangens van het vleselijke zelf. Indien dit gevoel niet wordt versterkt en ontwikkeld door geloof in, en kennis van God, of bekrachtigd door het besef van God als onophoudelijke getuige, en overspoeld wordt door sensuele of lichamelijke pleziertjes, dan zal men in een individu of een gemeenschap getuige zijn van onzedelijkheden en perversheid die ieder werkelijk menselijk persoon zich doet schamen voor zijn menselijkheid. De trots van de mensheid en het ideale voorbeeld van bescheidenheid, moge vrede en zegeningen op hem rusten, zei: "Indien je geen bescheidenheid kent, kun je doen wat je wilt."
De woorden haya (bescheidenheid of gevoel van schaamte) en hayat (leven) hebben dezelfde kern. Hieruit kan opgemaakt worden dat bescheidenheid een teken is van een levendig hart, en dat de levendigheid van een hart afhankelijk is van het geloof in, en kennis van God in de eigenaar van dit hart. Indien een hart niet onophoudelijk wordt gevoed met geloof in, en kennis van God, is het vrijwel onmogelijk voor dit hart om levendig te blijven en bescheidenheid uit te dragen.
Volgens Junayd al-Baghdadi betekent haya het besef van Gods verleende materiële en immateriële gulheid, en het bewustzijn van persoonlijke gebreken en fouten. Dhu al-Nun al-Misri is van mening dat haya betekent dat men onophoudelijk het gevoel van schaamte meedraagt in zijn of haar hart over persoonlijke zonden en wandaden, en bij al zijn of haar handelingen zorgvuldig te werk gaat. Nog een spiritueel meester omschrijft haya als het altijd onthouden hoe God de mens behandelt en het leven volgens de wetenschap dat God alles ziet wat men denkt en doet.
In al-Qushayri’s Al-Risala staat geschreven dat God verklaart: “O zoon van Adam! Zolang jij jouw bescheidenheid en schaamtegevoel ten opzichte van Mij behoudt. Zorg ik dat de mensen jouw gebreken vergeten.” De Heer van Macht en Waardigheid zei ook tegen Jezus, vrede zij met hem:”O Jezus, geef allereerst advies aan jouw eigen persoon, indien deze jouw advies accepteert, mag je anderen advies geven, anders dien jij je tegenover Mij voor jezelf te schamen.”
Er zijn er die andere categorieën van bescheidenheid of schaamte hebben genoemd, waaronder de bescheidenheid of schaamte die gevoeld werden door:
- Adam, die zich schuldig voelde tot hij werd vergeven.
- Engelen voor het onvermogen dat zij in hun hart voelden tot het aanbidden van God, zoals in hun volgende uitspraak tot uiting komt: “Ere zij U! Wij zijn niet in staat u te aanbidden op de manier die Uw aanbidding vereist,” al eren zij Hem dag en nacht, en onophoudelijk.
- Gnostici, of zij die bekend staan om hun kennis van God ten aanzien van Zijne Majesteit, ondanks hun diepgaande kennis van Hem, wat zij als volgt uitdrukken: “Ere zij U! Wij zijn niet in staat om U te kennen op de manier die Uw kennis vereist.”
- De spiritueel ontwikkelden in hun ontzag voor God, al geven zij nimmer toe aan hun vleselijke verlangens en ambities.
- Zij die bekend staan om hun enorme Godsgezindheid door hun vermeende afstand van Hem, hoewel ze, ondanks de oneindige afstand tussen de mensheid en God Almachtig, Zijn oneindige nabijheid altijd voelen.
- Zij die houden van God en zich ontrouw voelen uit angst om niet in staat te zijn van God te houden op de manier die Gods liefde vereist.
- Zij die zich tekort voelen schieten in oprechtheid en niet weten waar ze in hun gebed tot God om moeten vragen.
- Zij die verheven zijn en zich bewust van het feit dat zij, als mens, vereerd zijn met de schoonste schepping, om de lage daden waarvan zij zichzelf beschuldigen die, volgens hen, niet te verenigen zijn met het feit dat zij deel zijn van de schoonste schepping.
De eerste graad van bescheidenheid is zelfbeschouwing door de ogen van God. Ofwel, iemand die controle en supervisie op zichzelf uitoefent volgens Gods normen. Dit wekt een gevoel van schaamte of bescheidenheid op die zorgt voor extreme behoedzaamheid in gedachten en handelingen. Deze graad van bescheidenheid is te zien bij mensen die als levendig worden beschouwd vanwege hun gevoelens en gedachten.
De tweede graad is evenredig aan iemands bewustzijn van, of nabijheid tot God, en het gevoel zich altijd in Zijn Aanwezigheid te bevinden. Dit kan worden ervaren door degenen die zich altijd bewust zijn van de betekenis van: Hij is bij jou, waar je ook bent (57:4), waarover de Profeet, vrede zij met hem, zei:
“Wees net zo bescheiden ten overstaan van God Almachtig als de noodzaak tot bescheidenheid ten overstaan van Hem vereist. Laat hij die gezegend is met deze graad van bescheidenheid zijn geest en de inhoud ervan, en zijn maag en de inhoud ervan immer onder controle houden. Laat hem de dood en de ontbinding die erop volgt nooit vergeten. Degene die verlangt naar het hiernamaals neemt afstand van de versieringen van de wereld. Degene die hiertoe in staat is, is in staat om net zoveel bescheidenheid te voelen ten overstaan van God als de noodzaak tot bescheidenheid ten overstaan van God vereist.”
Men kan de derde graad bereiken door diep van binnen de absolute Goddelijke verwijdering van alle dingen te voelen, door een diep spiritueel leven te leiden, op zoek naar de eindbestemming: En uw Heer is het einddoel (53:42). De inspanningen die men levert om dit einddoel te bereiken, duren een heel leven, toegewijd aan het volgen van het pad dat leidt naar Hem.
Iemands graad van bescheidenheid bepaalt iemands ware menselijkheid. Indien een reiziger niet in staat is om zijn leven te ordenen volgens, en zijn daden af te stemmen op het eeuwige leven, en om te leven in uiterste onderdanigheid en bescheidenheid, dan is zijn of haar bestaan een persoonlijke schande en een last voor anderen, zoals gesteld wordt in het volgende couplet:
Volgens God is er geen sprake van goedheid, niet in het leven,
Noch in de wereld wanneer bescheidenheid verdwijnt.
Bescheidenheid is een Goddelijke kwaliteit en een Goddelijk mysterie. Indien mensen wisten met wie het in essentie verband houdt, zouden zij voorzichtiger en verstandiger handelen. Om dit te benadrukken, wordt het volgende verklaard:
God Almachtig vraagt een oude man op de Dag der Opstanding om verantwoording af te leggen voor zijn daden in de wereld: “Waarom heb je die en die zonden begaan?” De oude man ontkent dat hij dit gedaan heeft. Waarop de Barmhartige der Barmhartigen de engelen gebiedt: "Neem hem mee naar het Paradijs." De engelen willen weten waarom de Almachtige hen deze opdracht geeft, terwijl Hij weet dat de oude man de genoemde zonden heeft begaan. De Almachtige antwoordt: "Ik weet het, maar toen ik keek naar zijn witte baard, als de baard van iemand die behoort tot de Gemeenschap van Mohammed, schaamde ik me om hem te vertellen dat ik wist dat hij loog.”
Zoals opgetekend in Kanz al-‘Ummal, toen Aartsengel Gabriel dit vertelde aan Gods Boodschapper, vrede zij met hem, vulden de ogen van de Boodschapper zich met tranen, en zei hij vol spijt:
“God Almachtig schaamt zich om degenen uit mijn Gemeenschap, wier baarden wit zijn geworden, te straffen, maar degenen uit mijn Gemeenschap met witte baarden schamen zich niet om zonden te begaan.”
- Aangemaakt op .